-
1 winst opleveren
сущ.общ. давать прибыль -
2 flinke winst opleveren
flinke winst opleveren -
3 winst
♦voorbeelden:winst maken • faire des bénéficesmet winst verkopen • vendre à profitmet de winst gaan strijken • se retirer sur son gainop winst uit zijn • être âpre au gain -
4 opleveren
2 [opbrengen] yield3 [voortbrengen] produce♦voorbeelden:2 wat levert dat baantje op? • what does/how much does the job pay?een tekort/nadelig saldo opleveren • leave/show a deficitdie transactie levert verlies/winst op • that transaction yields a loss/profitvoordeel opleveren • yield profitiemand geen enkel voordeel opleveren • avail someone nothingwat levert het mij op? • what's in it for me?niets/weinig opleveren • be unprofitablehet schrijven van boeken levert weinig op • writing (books) doesn't bring in muchdit werk levert ƒ20,- per uur op • this job brings in 20 guilders per hour3 levert dat enig bezwaar op? • is that any objection?het heeft me niets dan ellende opgeleverd • it caused/brought me nothing but miserygevaar opleveren • cause/present dangerhet gewenste resultaat opleveren • produce the desired resulthet heeft hem veel vijanden opgeleverd • it has made him many enemieshet onderzoek leverde niets op • the study/research did not yield any resultsniets/geen resultaat opleveren • produce/bring no results, get (someone) nowheredie maatregel heeft nog weinig of niets opgeleverd • that measure has had little or no effect up to now -
5 winst
1 [opbrengst boven de bestede kosten] profit ⇒ 〈 vaak meervoud, rendement〉 return, 〈 van bedrijf, ook〉 earning(s), 〈meervoud; speel/gokwinst〉 winning♦voorbeelden:ingehouden winsten • retained profits/earningsnetto winst • net/ 〈 Brits-Engels ook〉nett returns/gain/profitzuivere winst • clear profitwinst behalen/opleveren • gain/make/yield (a) profithet huis bracht winst op • the house realized a profitwinst slaan uit • make money out of, capitalize ontel uit je winst • it can't go wrong, Bob's your uncleer zit winst in • there's money in itmet winst verkopen • sell at a profitmet de winst gaan strijken • reap the profitop winst uit zijn • be out to make a profitop winst spelen • play to winop winst staan • be winningwinst uit onderneming • operating profits, profit from ordinary activities -
6 winst behalen/opleveren
winst behalen/opleverengain/make/yield (a) profitVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > winst behalen/opleveren
-
7 Gewinn
Gewinn〈m.; Gewinn(e)s, Gewinne〉♦voorbeelden:1 ein Gewinn bringendes Geschäft • een winstgevende, lucratieve zaak(einen) Gewinn abwerfen, (ein)bringen • winst opleverenGewinn(e) erzielen, machen • winst(en) maken, behalenaus einer Sache Gewinn schlagen, ziehen • uit iets winst, munt slaan 〈 ook figuurlijk〉 -
8 bringen
bringen♦voorbeelden:etwas an sich bringen • zich meester maken van ietsjemanden auf eine Lösung bringen • iemand een oplossing doen vinden, aan de hand doenich habe die Arbeit hinter mich gebracht • ik heb het werk af gekregendu musst es hinter dich bringen! • je moet erdoorheen!jemanden ins Bett bringen • iemand naar bed brengendas brachte viel Arbeit mit sich • dat bracht veel werk met zich meejemanden nach Hause bringen • iemand thuisbrengen, naar huis brengenetwas nicht über sich bringen • iets niet over zijn hart kunnen (ver)krijgenjemanden wieder zu sich, zu(m) Bewusstsein bringen • iemand weer tot bewustzijn brengenes zu etwas bringen • iets bereiken (in het leven), er iets van makener hat es zu nichts gebracht • hij heeft niets bereikt (in het leven)jemanden zum Lachen, Schweigen bringen • iemand doen lachen, zwijgendas Auto zum Stehen bringen • de auto tot stilstand, staan brengendas bringt nichts • dat haalt niets uitwas bringt das? • wat levert dat op?für mich bringt das wenig • daar heb ik niet veel aandas bringe ich nicht • dat krijg ik niet voor elkaardie beiden haben es auf 5 Kinder gebracht • die twee hebben 5 kinderen gekregenes auf 70 Jahre bringen • 70 jaar worden, de zeventig halender Wagen hat es auf 100.000 Kilometer gebracht • die wagen heeft er 100.000 kilometer op zittenjemanden um sein Vermögen bringen • iemand van zijn vermogen beroven -
9 net
adj. netto; schoon (gewicht - winst - salaris enz.)--------n. netwerk; net; val--------v. vangen; netto (inkomen) verdienennet1[ net] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 net3 netmateriaal ⇒ mousseline, tule♦voorbeelden:————————net21 netto ⇒ schoon, zuiver♦voorbeelden:the net result • per saldo————————net32 (met een net) af/bedekken3 netten/fuiken zetten in ⇒ bevissen6 winnen ⇒ opstrijken, (netto) verdienen -
10 Profit
Profit〈m.; Profit(e)s, Profite〉♦voorbeelden: -
11 давать прибыль
vgener. winst opleveren -
12 давать прибыль
vgener. winst opleveren -
13 renderen
-
14 renderen
1 [winst opleveren] pay/yield (a profit)2 [voldoende opbrengen] pay/yield/show (a return)♦voorbeelden:het erts wordt niet in renderende hoeveelheden aangetroffen • extraction of the ore is not commercially viableeen kapitaal renderend maken • put one's capital to work2 die zaak zal wel renderen • that business will pay/yield/show -
15 Gewinn bringen
-
16 Profit abwerfen
-
17 profit
n. winst; voordeel; kost--------v. winst maken, winnen; profiterenprofit1[ proffit] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 rente3 nut ⇒ voordeel, profijt♦voorbeelden:sell at a profit • met winst verkopen————————profit2♦voorbeelden: -
18 return
adj. terugkomst, terugkeer, opbrengst; rapport--------n. terug; teruggave; ruimte; verdiensten; vergoeding; (in computers) de Return-toets heet ook Enter--------v. teruggeven; verklarenreturn1[ rittə:n] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 teruggave 〈 ook met betrekking tot belasting〉 ⇒ terugzending; 〈 bij uitbreiding ook〉 teruggezonden artikel♦voorbeelden:a good return on one's investments • een aardige winst op zijn investeringen¶ by return (of post) • per omgaande, per kerende postin return for • in ruil voor→ happy happy/————————return21 retour-♦voorbeelden:return fare • geld voor de terugreisreturn ticket • retour(tje)II 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉♦voorbeelden:a return visit • een tegenbezoek————————return31 terugkeren ⇒ terugkomen, teruggaan♦voorbeelden:1 retourneren ⇒ terugbrengen, teruggeven6 kiezen ⇒ verkiezen, afvaardigen♦voorbeelden: -
19 yield
n. oogst; opbrengst; verdienste; produktie; inkomen, winst--------v. oogsten; produceren, opbrengen; verdienen; geven, schenken, doorgeven; opgeven; toegeven; terugtrekkenyield1[ jie:ld] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 opbrengst ⇒ productie, oogst, rendement————————yield23 zwichten ⇒ toegeven, wijken♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 overgeven ⇒ opgeven, afstaan3 verlenen ⇒ gunnen, bieden4 toegeven♦voorbeelden:3 〈 Amerikaans-Engels〉 yield the floor to the Republican senator • het woord gunnen aan de Republikeinse senatoryield full justice to someone • iemand alle recht laten wedervarenyield passage • doorgang verlenen -
20 porter
porter [portee]♦voorbeelden:porter sur le public • aanslaan bij het publiekII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 dragen ⇒ meevoeren, bij zich hebben, aan, op hebben, drachtig zijn2 brengen (naar) ⇒ (ver)voeren (naar), leggen (op), wenden (naar), drijven (tot)5 bevatten ⇒ hebben, vertonen, bezitten7 vermelden ⇒ doorgeven, inschrijven, noteren♦voorbeelden:porter le deuil • in de rouw zijnmes jambes ne me portent plus • ik kan niet meer op mijn benen staanporter le poids de • de last torsen vanelle porte bien cette toilette • dit toiletje staat haar heel goedporter qn. en triomphe • iemand in triomf op de schouders dragenporter à la poste • postenporter qc. à sa perfection • iets tot in de puntjes verzorgenporter devant le tribunal • voor het gerecht brengenporter en terre • ten grave dragenporter son regard sur • zijn blik laten gaan overporter la conversation sur • het gesprek brengen opporter ses efforts sur • zich helemaal inzetten voorporter son regard vers • zijn blik richten oplivre portant le titre • boek met als titelporter les traces, les marques de • sporen vertonen vanêtre porté à croire que • alle reden hebben om te geloven dattout porte à croire que • alles wijst erop datporter au compte profits et pertes • op de winst-en-verliesrekening boekenporter sur un registre • inschrijven, boeken2 het … maken 〈 gezondheid〉5 zich laten verleiden (tot) ⇒ gaan (tot), komen (tot), zover komen dat♦voorbeelden:3 se porter candidat à • zich kandidaat stellen voor, solliciteren naarse porter garant de • borg staan voorse porter en tête (de) • vooropgaan, vooraan gaan rijdenles regards se portent sur • de blikken richten zich oples soupçons se portent sur lui • de verdenking valt op hem5 se porter aux dernières extrémités • ontzettend kwaad, handtastelijk worden————————v1) steunen (op)6) dragen8) veroorzaken9) tonen10) vertonen, bezitten11) aanzetten (tot)12) vermelden, inschrijven
Страницы
- 1
- 2